Bovenstaande woorden hoor ik de laatste dagen heel vaak. Ja, mijn moeder was en is een sterke vrouw. Letterlijk en figuurlijk. Nog steeds, terwijl ze steeds dieper wegzakt, geeft haar tengere lijfje het niet op. De laatste keer dat ze nog enigszins bij bewustzijn is geweest, was toen ze de Laatste Sacramenten ontving. Vanuit een diep onderbewustzijn keerde ze heel even terug, haar lippen bewogen op de woorden van het gebed en ze probeerde haar arm op te heffen om een kruisteken te maken.
Daarna zakte ze weer weg in diezelfde, steeds dieper wordende morfineslaap, en dat is ze nu al dagen.
In het tehuis waar ze woont wordt ze met veel liefde en zorg verpleegd. Het is goed om te zien dat steeds weer iemand naar haar komt kijken. Van directie, verpleging, stagiaires tot huishoudelijke hulp aan toe.
Er worden gezamenlijke herinneringen aan haar opgehaald. Door mijn zussen en mij, maar ook door het personeel. Voor ons soms heel herkenbaar, want hoewel mijn moeder een lieve vrouw was, was ze wel een pittige tante.
Afscheid genomen heb ik eigenlijk al eerder. Steeds weer moesten we zien dat er een stukje minder contact was, dat ze minder kon, en dat ze naar het einde verlangde.
We hebben zoveel mogelijk alles in orde gemaakt, voor als het zover is. Het is louterend om je in de gedachten van je moeder te verplaatsen, en proberen de zaken zo te regelen als ze het graag zag.
In tegenstelling tot mijn moeder ben ik niet gelovig. Maar nu zou ik willen dat ik iemand kon vragen haar te komen halen!