Ons huis heeft aan alle kanten ramen die op onze tuin en het omliggende bos uitkijken.
Dat is altijd heerlijk maar vooral in de lente is het fijn om overal om je heen het seizoen te zien ontspringen. In maart en april is het weer nog onvoorspelbaar en koude en mildere dagen lossen elkaar af. Soms loop ik de tuin in, inspecteer ons grondgebied eens even maar ga ik, verkild tot op mijn merg, snel weer naar binnen. Maar op dagen zoals deze afgelopen week koester ik me al heerlijk in het prille lentezonnetje en loop met een denkbeeldig lijstje in mijn hoofd, te genieten van alles dat uitbot en opkomt.
De natuur is meer op snelheid dan ik, moet ik constateren.
De blauwe sterhyacintjes en de bosanemoontjes zijn al op volle kracht aan het bloeien, de varens beginnen hun tongen te ontrollen en overal komen de verleden jaar geplante bodembedekkers de grond uitzetten. Ook de vroegbloeiers doen al een duit in het zakje: de schijnhazelaar, de mahonia, de maagdenpalm, de helleborussen in allerlei kleuren, de azalea’s met nog maar een paar knopjes open, ja zelfs de ordinaire forsythia voegt wat toe.
Een groot voorjaarswonder in deze zo groene tuin zijn ook de bloesems: de amandelboom, de prunus en de witte krent. Ik vul op mijn denkbeeldige lijstje in dat ik nog een magnolia wil planten. De vele rodondendrons beloven een mooie bloei.
Ik mis de laatste week één van de twee eekhoorns die hier altijd de bomen in beweging zetten. Ze roetsjen de bomen van boven naar beneden af en rennen twee-aan-twee door de tuin. Ik heb er gisteren maar eentje op de leuning van het bankje zien zitten. Zouden eekhoorns ook een burn-out kunnen hebben?
Verder naar achteren loop ik over het pad van boomschors. Op het lijstje in mijn hoofd noteer ik dat het schors aangevuld moet worden. Helemaal achter in de tuin is het echte bosgebied. Ik loop over nauwe paadjes, aan allebei de kanten meters- en metershoge stammen en ik zak hier weg in een tapijt van afgevallen naalden. Achter het bos van dennen, sparren, lariksen en hulstbomen langs naar de andere kant van de tuin: daar zie ik de judaspenningen al flink omhoog schieten en de vrouwenmantels worden langzamerhand ook ontvouwen (is dat een woord?) De dovenetel, klimop en maagdenpalm verdringen elkaar. Erbovenuit het prille groen van de hortensia’s. Die hebben geleden onder de lange koude winter en zijn behoorlijk ingevroren. Hier moeten nog een aantal bodembedekkers komen, noteer ik weer denkbeeldig.
Verder naar de andere zijtuin. Alle verleden jaar aangeplante heesters en vaste planten doen het aardig. Hier word ik wel geconfronteerd met de “dark side of my garden”. Nee, niet dat het daar donker is, integendeel. Hier tiert het onkruid welig tussen de planten; absoluut ongevoelig voor mijn behoefte aan contemplatie en bezinning dringt het zich aan me op!
Werken… niks dromerig wandelen!
Goed…maar nu nog even niet! Verder naar de voorkant van het huis.
De verleden jaar geplaatste pergola staat er kaal bij, met aan zijn voet twee zielige restanten van (paarsblauwe) clematissen. Ze zijn ook teruggevroren maar gelukkig niet dood. Op mijn lijstje worden nog twee wisteria’s en een klimroos genoteerd.
Op het grote terras aan de voorkant staat een tafeltje met een paar blauwe bistrostoeltjes, volgeladen met potten en manden kleine viooltjes in verschillende tinten blauw en wit (de kleuren van ons huis).
Hier zijn in de border een paar heesters gesneuveld en ook die moeten vervangen worden.
Zo langzamerhand krijgt het lijstje in mijn hoofd de overhand en verdwijnt de dromerige stemming waarin ik me bevond bij aanvang van de wandeling.
Ja, aanpakken geblazen natuurlijk. De natuur heeft haar eigen, simpele manier om je in evenwicht te houden!
Genieten en slenteren door je tuin? Alles goed… maar er moet ook gewerkt worden!
Ik kom weer aan bij de veranda. Hier zit ik nog even te genieten van het vooruitzicht weer buiten te kunnen borrelen en te eten of heerlijk in de ligstoelen een mooi boek te lezen (ja, als al dat tuinwerk gedaan is natuurlijk!)
Wat ben ik toch blij met dit seizoen!
Eigenlijk wel met alle seizoenen. Ze zorgen ervoor dat we alert blijven en dat we oog blijven houden voor de natuur om ons heen.
Ik ga weer naar binnen en zet mijn denkbeeldige lijst om in een van papier.
Ik zet een symfonie van Schubert op. Hij was een natuurliefhebber en een wandelaar. Ik verbeeld het me ook in zijn muziek te horen: de stuwende kracht van het voorjaar is erin te herkennen. Hij zou niet in een tropisch land geboren kunnen zijn en deze muziek gecomponeerd kunnen hebben, denk ik, terwijl ik mijn “to do” lijstje completeer.
Van aarzelende bloei tot afsterven: in de natuur zit de gehele menselijk cyclus verweven!