Ik wandel met Bruun door het prachtige, dorre blad in de wijk dichtbij ons huis. Er staan in onze rustige gemeente diverse bejaardenhuizen. Een daarvan staat niet zover van ons vandaan. Ik houd Bruun aangelijnd in deze buurt want hij kan nog wel eens een onverwachte move maken en mensen voor de voeten lopen.
Dan komt een oude man de bocht om. Bruun maakt een spurt, om de benen van de man heen en ik kan nog net corrigeren. Niets ernstigs gebeurd dus, maar de man begint behoorlijk uit te varen. Ik maak excuses voor de hond maar wijs er ook op dat er geen reden is om zo te reageren. De man laat zich nu totaal gaan en wijdt zo ongeveer de totale mislukking van de wereld aan mijn hond en mij. Ik loop maar door zonder nog verder te reageren.
Ik houd er niettemin een vervelend gevoel aan over en terwijl ik verder wandel laat ik de gebeurtenis nog eens de revue passeren.
Verderop staan drie oude dames op een trottoir met elkaar te praten. Eén ervan leunt op een stok, een ander staat achter een rollator.
Ik maak de riem nog korter en terwijl we de dames passeren vraagt één van hen waarom ik mijn hond aanlijn, want het is zo rustig hier. Ik leg uit dat ik niet wil dat hij iemand voor de voeten loop. We praten eventjes over de hond en ik vertel het verhaal van zo-even.
De drie dames praten allemaal door elkaar en vinden het beláchelijk dat de man zo reageerde! Een van de dames vraagt of het misschien Henk van Voort was? Nou, dat weet ik niet natuurlijk.
Maar alleen de naam al schijnt enorm op de lachspieren van de dames te werken en ze lachen en praten door elkaar over de eigenschappen van meneer Van Voort. Ze vertellen dat Henk van Voort in het tehuis ook regelmatig om het minste of geringste in woede uitbarst. En bijna giechelend vertellen ze dat ze regelmatig zorgen dat er dingen gebeuren waar hij van uit zijn dak kan gaan. Ze gaan op de plaats zitten waar hij graag zit, ze nemen de kranten in de leeshoek mee zodat hij ze niet kan lezen en ze hebben zelfs zijn post een keer een paar dagen verstopt.
Ze slaan elkaar op de armen als ze het vertellen en lachen zich een kriek.
"Oooh" zegt de dame achter de rollator "ik moet even gaan zitten want ik heb het niet meer". De ander slaat haar benen over elkaar en grijpt zich proestend vast aan een hek.
Of ik wil of niet, ik lach mee met de dametjes. Hun meisjesachtige gegiechel werkt aanstekelijk. Ik ben blij dat ik de dames tegenkwam na die bullebak van daarnet.
En gedurende de wandeling naar huis moet ik steeds lachen als ik aan ze denk.