Mijn moeder is mijn naam vergeten
Mijn kind weet nog niet hoe ik heet
Hoe moet ik mij geborgen weten?
Noem mij, bevestig mijn bestaan,
Laat mijn naam zijn als een keten,
Noem mij, noem mij, spreek mij aan
o, noem mij bij mijn diepste naam.
Voor wie ik liefheb, wil ik heten
Onlangs schoot me weer dit gedicht te binnen van Neeltje Maria Min. Vroeger, lang voordat ik begreep hoe zat met moeders en dochters, vond ik dat een prachtig gedicht. De bundel waarin het stond (zelfde naam) kwam uit in mijn tienerjaren en zelden is een gedicht uit een debuut zo ingeslagen. Haar gedichten beleefden oneindig veel herdrukken. Neeltje Maria Min woonde destijds in Bergen met haar kind van anderhalf in bij haar ouders. Ze dichtte vrijelijk over de moeilijke relatie met haar ouders en over de onvindbare liefde. Uiteraard viel dat in vruchtbare aarde in mijn tere tienerzieltje. Ik denk dat ook veel generatiegenoten dit gedicht zó uit het hoofd kunnen declameren want het was destijds heel bekend. Het verwoordde zoveel van onze eigen angsten, vragen en gevoelens. En nog steeds kan ik enigszins ontroerd raken bij het horen van deze regels...
Dat geldt overigens niet voor iedereen: ooit las ik dat iemand de bundel van een geliefde kreeg met als opdracht voorin het boek: 'bij wie ik liefheb, wil ik eten'!