anyone who keeps the ability to see beauty never grows old - Franz Kafka



maandag 30 juli 2012

Tobameer...

Het gaat met het plaatsen van mijn reislogjes nog steeds goed.
Maar het is soms moeizaam want ik kan niet overal verbinding krijgen en ik wil er ook niet teveel tijd aan kwijt zijn. Vandaar dus dat ik geen foto's plaats, want is lastig hier. Even wachten dus op de foto's. Ik beloof dat ik thuis heel veel zal laten zien want we maken echt veel filmpjes en opnames. Ons hotel in Prapat aan het Tobameer heeft het mooiste uitzicht dat ik ooit in mijn leven heb gezien. Als we op ons balkon zitten kijken we uit op een paar prachtige palmenbomen met daarachter het schitterende Tobameer. In de avond zien we een zonsondergang die zo bijzonder is dat we er een tijdje stil van zijn. Na aankomst hebben we een rondje Prapat gedaan en 's avonds eten we in het restaurant van het hotel.
De volgende dag gaan we met de auto een gedeelte van het Tobameer verkennen. De natuur is hier puur en gevarieerd. Het heeft een meer wildere uitstraling dan de natuur in Java en zeker in Bali. Er wonen hier natuurlijk ook veel minder mensen op een grotere oppervlakte, dat maakt veel uit.
We rijden van Prapat om het meer heen en stoppen bij prachtige vergezichten. Dit is het gebied van de Bataks, een groep van anderhalf miljoen christenen, zowel protestant als (in mindere mate)katholiek. Het is hier duidelijk: er staan in elk dorp op zijn minst twee kerken maar meestal meer.
De Toba-Bataks hebben hun godsdienst vermengd met de oude geloofsvormen die al eeuwenlang worden beleden. De Bataks geloven dat de kosmos in drie gebieden is onderverdeeld: de onderwereld met de doden en de geesten, de bovenwereld met zijn goden en de tussenwereld met de mensen. Hun huizen zien er bijzonder uit: met hun zadeldaken en de versieringen in zwart, wit en rood.
We zien onderweg het dorp Pematang Purba. Dit dorp herbergt het onderkomen van de vorstelijke familie van de Simalungun. Het is geheel gerestaureerd en wordt als een soort openluchtmuseum opengesteld voor publiek. Het grootste koninklijk paleis Rumah Bolon is een bouwwerk op palen, geheel gebouwd zonder spijkers en het rust op twintig rijk gedecoreerde teakhouten zuilen. Ook de mausolea van de familie liggen hier. Verder zien we nog een van de hoogste watervallen van Indonesie, bij Porsea. Telkens stoppen we weer bij adembenemende uitzichten op het meer en filmen en fotograferen we alsof ons leven er van afhangt.
De volgende dag gaan we het eiland Pulau Samosir verkennen. We steken per ferry al heel vroeg op de dag over maar desondanks is het al aardig druk. Het is een genoegen om te zien wat er allemaal opgeladen wordt. Vanaf het bovendek heb je zicht op het reilen en zeilen van de ferry.
Het eiland is 40 km. lang en 20 km. breed. Er wonen ongeveer 150.000 Toba-Bataks.
We bezoeken als eerste de koningsgraven van de Sidabutardynastie. Er is geen gids dus we wandelen zelf tussen de grafmonumenten. Er is een 18de eeuwse sarcofaag van koning Sidabutar maar de rest is een beetje raden.
Daarna gaan we naar het plaatsje Tuk Tuk. Het staat vol met de schilderachtige huizen van de Bataks. Het is ongelofelijk hoeveel mensen hier nog op een oude traditionele manier leven.  We bezoeken een prachtig hotel, werkelijk een droomplekje onder de zon. Traditioneel gebouwd, rustig en heel goedkoop. Ongelofelijk maar waar. We treffen hier een nederlandse Indonesier die ons op een heel interessante manier het verschil tussen Nederland en Indonesie uit de doeken doet.
Daarna gaan we naar Siallagan. Dit is een koningsdorp waar we een Batakwoning bezoeken. Hier is gelukkig een gids, en nog een heel goede ook. Ze vertelt over het leven van de Batak vroeger en nu. Ze laat het oude rechtsplein zien, waar uit steen gehouwen tafels en stoelen staan. Die oude rechtspraak was wel wat anders dan tegenwoordig. Werd iemand schuldig bevonden aan een misdaad dan was hij voor de Batak een dier geworden. En dan behandelde je hem ook als een dier. Dat betekende in de praktijk dat hij in een ruimte onder een Batakwoning kwam te zitten met vastgemaakte handen en een voet in een houten schandblok. Alle dorpelingen mochten dan doen wat ze wilden, spugen, slaan, steken of wat dan ook. Werd hij ter dood gebracht dan werd als eerste zijn hart en lever naar de koning gebracht en daarna mochten de dorpelingen van zijn vlees eten. Puur kannibalisme dus. Gelukkig toch wel zo'n honderdvijftig jaar geleden dat de laatste veroordeelde gegeten werd, hoor.
Als we weer rijden, weten we werkelijk niet waar we moeten kijken. Aan alle kanten natuurschoon, natuurlijk het beneden gelegen meer en de vulkanen op de achtergrond.
Maar ook het leven aan de kanten van de wegen is uitermate boeiend om te zien. Deze Bataks zijn een heel interessante stam waar een mannelijk gestructureerde standaard geldt. Alleen de vaders vormen de band tussen de generaties. Elke stam heeft een mythische stamvader. De stam is weer onderverdeeld in clans en het is verboden om met iemand van je eigen clan te trouwen. Een Batakmeisje verlaat haar huis als ze trouwt, en wordt voor altijd lid van de clan van haar echtgenoot.
Ook uiterlijk verschillen deze Bataks weer van bijvoorbeeld de mensen uit Java en Bali, maar ook met de meer noordelijk gelegen delen van Sumatra.
Deze reis is zo intens en brengt ons zoveel inzichten. Door de andere gebruiken, gewoonten, normen. Maar ook door de ontmoetingen en door het gadeslaan van een totaal andere samenleving.
Morgen wordt het een heel lange reis (500 kilometer) naar Bukittinggi.
Wordt vervolgd.